top of page
Foto van schrijverJoost van Ladesteijn

Hoge Raad vandaag: Opzegging door de werkgever


Rechtsvraag 1:


Geldt de maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer vrijwillig zijn arbeidsovereenkomst heeft willen beëindigen (de ‘duidelijk- en ondubbelzinnigheids-maatstaf’), óók in het geval dat de werkgever stelt de arbeidsovereenkomst te hebben opgezegd, terwijl de werknemer dat niet zo heeft begrepen?


Nee.


De duidelijk- en ondubbelzinnigheids-maatstaf geldt niet in het geval dat moet worden beoordeeld of een verklaring van de werkgever een opzegging van de arbeidsovereenkomst inhoudt.


Verder geldt dat de werkgever niet steeds is gehouden om na te gaan of de werknemer heeft begrepen dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en/of om de werknemer voor te lichten over de gevolgen van die opzegging. Of de werkgever tot een en ander is gehouden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.


Rechtsvraag 2:


Wanneer heeft een in een brief van een werkgever vervatte beëindigingsverklaring werking?


Dit is het moment dat de in de brief van de werkgever vervatte beëindigingsverklaring de werknemer heeft bereikt.


Een puntig arrest van de Hoge Raad volgend op een (te) lange conclusie van de A-G, welke geregeld meer wegheeft van een persoonlijke standpuntbepaling en studiemateriaal voor studenten dan een advies aan de Hoge Raad over de voorliggende cassatiemiddelen.


ECLI:NL:HR:2024:111, Hoge Raad, 22/03165. Lees de hele uitspraak hier.

Komentar


bottom of page