top of page
  • Foto van schrijverCaspar van der Winden

Hoge Raad Vandaag: klachtplicht geldt niet voor interne bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW.

Juridisch document met de tekst van de Hoge Raad uitspraak over de niet-toepasselijkheid van de klachtplicht op bestuurdersaansprakelijkheid, artikel 2:9 BW.

De Hoge Raad heeft vandaag bepaald dat de klachtplicht niet geldt voor interne bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW.


Als eerste argument haalt de Hoge Raad de specifieke aard van de relatie tussen bestuurder en rechtspersoon aan, een rechtspersonenrechtelijke relatie. Met de benoeming van een bestuurder als zodanig ontstaat tussen die bestuurder en de rechtspersoon een rechtspersonenrechtelijke rechtsverhouding, die meebrengt dat de bestuurder is gebonden aan de wet en de gewoonte, en de statuten, reglementen en besluiten van die rechtspersoon. Die gebondenheid betreft ook art. 2:9 lid 1 BW, waarin is bepaald dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon is gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Een bestuurder die zijn taak als bestuurder niet behoorlijk vervult, is daarvoor aansprakelijk als hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Hieruit volgt volgens de Hoge Raad al dat de klachtplicht ex art. 6:89 BW, welke normaal op verbintenissen van toepassing is, hier niet geldt. Art. 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.


Een tweede argument van de Hoge Raad tegen de toepassing van de klachtplicht is dat het rechtspersoon niet kan worden tegengeworpen dat de bestuurder nalaat over zijn eigen wanprestatie te klagen terwijl hij nog in functie is. Dit geldt eveneens voor medebestuurders, vooral gezien de collegiale banden binnen het bestuur.


Voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:681.

bottom of page